zaterdag 17 februari 2024

Vogelbrein

Het is een druilerige zaterdagmiddag in februari en ik zit aan tafel en lees de krant. Af en toe dwaalt mijn blik af naar de tuin. Vogels vliegen af en aan en pikken gretig het zojuist gestrooide voer op. Mijn tuin wordt veelvuldig bezocht door duiven. Gewone houtduiven maar ook de tengere Turkse tortel. Hoe het komt weet ik niet, maar ze weten altijd precies wanneer ik nieuw zaad in het vogelhuisje heb gestrooid. Als dit te lang duurt, wachten ze op me, gezamenlijk op de schutting, en kijken verwijtend naar binnen. Ze zijn altijd op hun hoede, alert voor naderend gevaar - mensen, katten, kraaien - en er wordt eerst lang rondgekeken voordat ze ondersteboven aan de rand van het bemoste dak hangend met een kleine salto in het huisje duikelen. Vaak zijn ze met zijn tweeën. Mijn romantische inborst maakt er een koppeltje van en wil ze nog wel eens namen geven, maar ze zijn moeilijk te onderscheiden van elkaar en het kunnen ook zomaar broer en zus zijn. Terwijl nummer 1 op het glibberige dakje zit en de omgeving afspeurt, doet de ander zich te goed aan de zaden en pitten die in het huisje liggen. Daarna is het de beurt aan nummer 2, of dit wordt ingegeven door een aangeboren sociaal gevoel, weet ik niet, maar ik mag ook dat graag invullen. De houtduif is de baas, waarschijnlijk omdat hij groter en grover is dan de tortel. Maar ook hij delft het onderspit als de kraai eraan komt, hij is de opperheerser, veel agressiever dan de kraai zie ik ze niet in mijn kleine dorpstuin.

Vogels zijn boeiende wezens en veel slimmer dan wij denken. Ik lees nu Vogelbrein van Nathan Emery. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de intelligentie van vogels en is tot de conclusie gekomen dat de term birdbrain ten onrechte als synoniem voor dom gebruikt wordt. Vooral kraai- en papagaaiachtigen geven blijk van een hoog intelligentiepeil. Maar zelfs de duif, toch geen toonbeeld van een vliegende Einstein, heeft zijn vaardigheden aardig aangepast aan zijn leefomgeving, zegt Emery.


In mijn vorige huis grensde mijn tuin aan de Grebbeliniedijk. 's Nachts hoorde ik de ijle roep van een bosuil en soms zag ik overdag een verdwaalde buizerd overvliegen. In mijn groene en verwilderde tuin zaten roodborstjes, vinkjes, meesjes en musjes, het was een bont spektakel, behalve als de buizerd vloog, dan bleef het stil. Als ik op herfstige dagen op de bank lag, moe of verveeld, dan zag ik de hoge bomen, scherp afgetekend tegen de grijze lucht, majestueus heen en weer wuiven, zacht en golvend, maar als het stormde zwiepten de takken zo vervaarlijk en met zoveel geraas tegen elkaar dat ik weleens vreesde dat het laatste moment van deze dijkreuzen was aangebroken en dat binnen niet al te lange tijd ons dak in tweeën zou worden gespleten.


Het was een prachtige en unieke plek om te wonen. Helaas is de Grebbeliniedijk behalve een stuk oorlogsgeschiedenis ook een losloopplek voor honden en daardoor in de loop der jaren flink uitgesleten. In de jaren 70 liep ik er al, met onze hond, en sindsdien is de aarde meters verzakt, zijn de wilde struiken verdwenen, de bunkers verzegeld, en bij een medeblogger las ik tot mijn schrik dat de uil na oudjaar 2018 niet meer is teruggekeerd op zijn plek.
Ik had er zeker nog gewoond, als mijn buren Henk en Ingrid ons niet systematisch hadden weggepest met hun allergie voor normale woongeluiden van vaatwasser, wasmachine en droger, het gelach van kinderen, een kat die geen verschil kent tussen mijn en dijn en tuinhekjes negeert, en het luid meezingen met Abba en Jesus Christ Superstar op drankrijke feestjes. 

In mijn tuin is het inmiddels weer rustig, het voer is op, de vogels zijn gevlogen. Voor me op tafel kopt de zaterdagkrant over de dood van Navalny, maar in de keuken draait de mixer en boven het geluid uit hoor ik de hoge stem van S tegen de kat zeggen dat hij niet zo moet zeuren, hij blijft binnen en daarmee uit. 

zondag 11 februari 2024

Met je Cinevillepas

Mijn leven is een dagelijkse herhaling van zetten geworden. Ik werk van maandag tot en met vrijdag, behalve op woensdagmiddag, dan ben ik vrij en ga ik sporten en naar de fysio of tandarts. In het weekend slaap ik uit, lees de krant, doe boodschappen voor een week en was de vuile kleren van S en mij. Op zaterdagmiddag drink ik een glaasje bij de broer en 's avonds kijk ik 2 voor 12 of herhalingen van Golden Girls en bel ik met de kinderen. Niks aan de hand, iedereen blij, iedereen tevree.

Maar dan begint de paniek. De na je zestigste paniek. Hoeveel tijd heb ik nog en wat heb ik gedaan met de tijd die achter me ligt. Je ziet foto's van vroeger, van voor het gezin, de man, de kinderen, de zes katten. Toen je nog dingen déed, maar geen tijd had om erover na te denken. En je beseft dat het leven sneller lijkt te gaan omdat je nooit meer dingen dóet, nieuwe dingen dóet. Want als je het op spontaniteit laat aankomen, gebeurt er nooit iets. Ik ben dan standaard te moe en zit dan altijd liever op de bank met een film of boek. Dus nu plan ik dingen - net als al die andere 4 miljoen zestigplussers die de tijdsdruk voelen oplopen -, zodat ik wel móet! Ver van te voren koop ik kaarten voor de opera en voor concerten, populair en klassiek. Van elk event koop ik er 2. Duur, maar er moet toch iemand mee, want ik ben geen type om dingen in mijn eentje te doen, dan voel ik me pas eenzaam. En om de ander dan een tikkie te sturen, dat gaan we niet, nee nooit doen, dat is zo typisch Hollands benepen, gierig en bekrompen, dan maar arm. Dit jaar was ik al bij de opera in Amsterdam (400,-) en bij de roofvogels in Bunschoten (150,-). En gisteren ging ik redelijk spontaan (ik zat woensdag op de bank en vond dat ik dit weekend iets moest gaan dóen) naar de film (25,-). Het was geen kaskraker maar een Frans-Canadese filmhuisfilm die nooit de grote bioscopen zal bereiken maar in Cannes gelauwerd was, waarom weet ik niet. Hij was heus aardig, daar niet van, en soms zelfs grappig, maar vooral deprimerend vanwege het levensechte einde en wie wil er nou levensecht op zaterdagavond? Erna streken M en ik neer in het bijbehorende filmhuiscafé, een broedplaats voor zelfbenoemde links-intellectuele senioren met smoezelige, gekreukte kleding in óf heel vage óf juist overdreven felle kleuren, want we zijn onszelf, lekker gek, lekker eigenwijs en vooral nog hartstikke jeugdig hoor. Iedereen was grijs en droeg een bril. Ik ook, maar je moet me met de dood bedreigen wil ik een rode opzetten. En iedereen had een partner. Ik dan weer niet. Je zag uitgebluste stelletjes die elkaar niks meer te zeggen hadden en dan in godsnaam maar naar de film gingen met hun Cinevillepas, maar ook van die mensen die elkaar de hele dag door lieverd en schat noemen en altijd muntthee drinken. De daters pikte je er zo uit. Veel lachen, mondhoeken omhoog, buik in. Ik had er zelf ook een paar keer zo bij gezeten, met Harry, Dick en Tom. En een Campari soda.

'Toen ik nog dronk was alles leuker', kloeg ik daarom nog maar eens, en nipte aan mijn tonic. M was solidair en dronk een icetea, maar dat was ook omdat ze een stevige kater had, zo een met nadorst en darmkrampen, en omdat ze pas om half 8 in de ochtend haar bed was ingerold. 
'Het is al 10 uur', zei ik, 'zullen we gaan?'. 
'Dat is goed', zei M, 'want straks komen de rare mensen buiten.'  
Snel liepen we naar de parkeergarage, want rare mensen tegenkomen, dat wilden we niet. Nadat ik haar thuis had afgezet, ging ik lekker op de bank zitten, elektrische deken aan, glaasje water voor me, kat op schoot, en keek een docu over Bob Marley. Om half 2 ging ik naar bed. Nu is het zondagmorgen half 12 en ik lig nog steeds in bed. S slaapt bij S en de kat kijkt me verwijtend aan, hij wil naar buiten. Weer een ochtend verspild, denk ik.

woensdag 31 januari 2024

Etiquette en ander ongemak

Ik had vroeger een vriendin die na haar VWO een jaartje naar finishing school werd gestuurd, ik meen in Lausanne. Dat is een privéschool, voor de high and mighty, where girls become ladies, lees ik op de webpagina van een van de laatste scholen op dat gebied (*Villa Pierrefeu), het is een uitstervend fenomeen. Voor een ongetwijfeld astronomisch bedrag (een lady praat niet over geld) werden in zo'n chique internaat in Zwitserland de puntjes op de i van je educatie gezet. Je leerde er niet alleen etiquette en protocol, maar ook bloemschikken en tafeldekken, conversatie en correspondentie, koken en wijn proeven, je elegant opmaken en kleden. En dat alles aangevuld met lessen golf, skiën, paardrijden en stijldansen. Allemaal vaardigheden die de dames nodig hadden voor hun latere societyleven. Lady Di ging erheen, Camilla ging erheen, en mijn vriendin ging erheen. We lachten er toen een beetje om, maar ze trouwde een rijke man en leefde een high society leven met zwembaden en bedienden in verre expatlanden, precies zoals haar ouders voor ogen hadden gehad. Nu moet ik er wel aan toevoegen dat ze behalve heel mooi, charmant, stijlvol en welgemanierd, ook nog eens heel lief was, en dat was ze al vóór die dure kostschool. En zuipen dat ze kon!

Hoe ik hier op kom? Omdat ik vind dat de wereld dit soort opleidingen weer heel hard nodig heeft, alleen dan voor jongens én voor meisjes en voor een wat zachter prijsje, zodat ook Jan Boerenfluit erheen kan en Mien met de Banjo. Of maak er een verplichte minor van of, nog beter, een basisvak op de middelbare school. Hygiëne, decorum, manieren, het maakt alles zoveel aangenamer, vooral voor diegene tegenover je, maar ook waar praat je wel over en waarover niet. En dat brengt me op het volgende.

Ik was vanochtend in de Bergman Kliniek. Helaas niet voor wat broodnodige nip & tuck, maar voor een ongemakkelijk en zeker oncharmant onderzoek in de wat lager liggende regionen van mijn spijsverteringskanaal. Eraan vooraf ging het gebruikelijke 12 uurs laxeringstraject en ik kan je vertellen, dat is geen pretje. Vanochtend had ik de wekker gezet voor deel 2. Weer die zakjes vieze poeder vermengen met 500 ml water, dat ondanks toegevoegde smaakjes nog steeds naar zoute behanglijm smaakte. Om 6 uur zat ik kokhalzend op de rand van mijn bed. Een slok behanglijm, een slok zoete thee, een slok water, een slok behanglijm, thee, water, etc., net zo lang tot ik me een dooie, opgezwollen karper voelde. Wat er tussen die slokken in gebeurde, bespreek ik hier niet. Van mijn moeder leerde ik dat het niet ladylike is om over je toiletperikelen te praten, van een van mijn chiquere echtgenoten leerde ik bovendien dat de upperclass nooit toilet zegt maar wc, als je het überhaupt al mag benoemen, doorgaans excuseer je je slechts, en als dit tijdens de maaltijd gebeurt, leg je je servet ongevouwen op je stoelzitting, want dat betekent dat je nog terugkomt om verder te kanen. Zoals je ook taartjes kaant en geen gebakjes, nooit gebakjes, dat is voor het plebs. Ja, ik heb heel wat geleerd in het leven. Gratis ook, zonder boardingschool. Vind ik dit belangrijk? Ja, ik vind dit belangrijk. In elk gemiddeld tv-programma met een afspiegeling van de gemiddelde Nederlander, zoals bijvoorbeeld First Dates, houdt bijna iedereen zijn wijnglas met zijn vieze knuist vol vast bij de kelk. Resultaat: warme wijn, vettig glas. En dat is dan nog maar één voorbeeld.
Enfin, om de malaise compleet te maken, kreeg ik vanochtend door al dat vloeibare zout ook weer een hartritmestoornis te pakken, waardoor het nog even spannend was of de hele grap wel door kon gaan. Gelukkig besloot de behandelend arts dat ik mocht komen, dus daar gingen we, mijn dochter en ik, over de snelweg, S met zweethandjes omdat zo'n snelweg toch altijd wat intimiderend is als je nog niet zo lang je rijbewijs hebt en ik stuiterend met een aritmische hartslag van 150 slagen per minuut. Het leven is een feestje.

Misschien een anticlimax voor de wat minder gedrilde en gefinishte mensen onder u, maar ik zal zwijgen over wat mij vanochtend verder is overkomen en zal volstaan met: de uitslag was goed en ik mocht de ziekenhuissokken houden. Thuis maakte S wafels voor me en mocht ik een dutje doen, zomaar midden op de dag. 

woensdag 10 januari 2024

Een raar gesprek

Medische verhalen, ik heb er zat. Niet alleen vanwege mijn eigen krakkemikkige staat van dienst, maar ook door mijn dochters aangeboren en zeldzame gen-defect dat ons al flink wat diabetesartsen heeft doen zien. De jeugdarts van de kinderpoli was leuk en alert, want zij ontdekte op tijd dat het bij S niet ging om Diabetes type 1, maar om Mody-1. De hierin gespecialiseerde arts in het LUMC was nog leuker, met haar kon je ook gezellig mailen. Toen S terugkeerde in de volwassenpoli van het MMC wist de arts in opleiding al meer van Mody dan menig oudgediende, maar haar vaste endocrinoloog zou dokter D worden. Na wat tussenliggende afspraken met de diabetesverpleegkundige,  stond er vandaag eindelijk een afspraak met een diabetesarts in de agenda, de heer dokter H.

Hij kwam ons halen. 
Wij namen plaats. 
Hij keek ons aan. 

Althans, zijn linkeroog keek ons aan, het andere vond de rechterhoek van de kamer een stuk interessanter. 'Ik ben de vervangend arts van dokter D', sprak het oog. 'Zij is op wereldreis.' Na deze mededeling keek hij langdurig op zijn scherm. 'Een keurig hba1c', zei hij. 'Sinds augustus niet meer laten prikken?', vroeg hij. 'Jawel, maandag nog', zei S. 'Oh, ah, juist.' Hij keek weer naar zijn computer. 'En dan nu je hba1c van maandag. Ook keurig.' Hij sprak zacht. En traag. In een automatisme greep ik naar mijn hoortoestel en duwde het plugje dieper in mijn oren. S keek me van opzij aan en knikte zo onopvallend mogelijk van nee. Nee, het lag daar niet aan, zij verstond er ook niks van. 'Heel keurig', sprak hij op een toon alsof hiermee het gesprek beëindigd was. Er volgde een lange stilte. Hij stond niet op, maar staarde naar zijn scherm. Ik vermeed S aan te kijken en zag dat zij dit ook niet wilde. Het lachen stond ons inmiddels nader dan het huilen. Het kantoortje lag op de 4e verdieping en keek uit over Amersfoort. Ik staarde naar de Onze Lieve Vrouwe toren, die in de verte fier het oranje licht van de zon weerkaatste. Zwaluwen doorkliefden de winterlucht en vlogen in een sierlijke boog naar huis. De tijd tikte de seconden weg. Tik. Tik. Tik.

'Ik ben nog wel even benieuwd naar de cholesterolwaardes', zei ik. Hij negeerde me en ging verder met het rijtje van waardes dat hij voor zich had. 'Nieren, goed. Eiwit, goed. Cholesterol', hij keek even op, 'aan de hoge kant.' Hierna volgde het allervreemdste gesprek dat we ooit met een arts hadden gehad. Met één vinger tegelijk tikte hij de familieanamnese aangaande infarcten en ander ongemak in haar dossier. 'Recept?', vroeg hij toen. 'Dat gaat automatisch', zei ik, maar S dacht dat hij haar aan de statines wilde hebben en keek hem verward aan. 
'Oké', zei hij.

Na nog 5 slopende minuten stonden we weer op de gang. Toen we buiten gehoorsafstand waren zei S: 'die had zeker 6 soorten Down'.  

dinsdag 9 januari 2024

Modic Changes

Vandaag moest ik terug naar de neuroloog. U weet wel, van die nek en die MRI. Ik was 5 minuten te vroeg, maar de wachtkamer zat stampvol, dus ik vermoedde dat het een latertje zou worden. Van de 15 mensen zaten er 2 niet op hun telefoon. Die hadden Parkinson. Ik besloot moedig te zijn en pakte een Margriet. Het ging over goede voornemens, diëten en sportscholen. De Margriet trek ik nog wel, het is de Libelle waar ik altijd een beetje misselijk van word. Zelfde leeftijdscategorie, maar ze doen graag alsof wij senioren het liefst alleen maar potpourri verzamelen en beertjes haken. En dat is niet zo, ik heb daar de gave en het geduld niet voor. Daar komt bij dat de toon sentimenteel is en kleinburgerlijk. Toch had ik ook de Margriet gauw uit, ik sloeg de brief van de week over, de recepten en de mode, en dat schiet lekker op. 'Mevrouw Van Jan', klonk het.

'Sorry, dat u zo lang moest wachten', zei ze, toen ik in de stoel was neergezegen. Ik mompelde iets van geeft niet en fijn tijdschrift, maar ze toverde al direct een scherm tevoorschijn met een doorsnede van mijn hoofd. 'U heeft een nekhernia', zei ze, en ging me omslachtig uitleggen wat er allemaal te zien was en wat er niet klopte. Ja ja, zo zo, knikte ik beleefd. 'Hoe kom ik eraan", vroeg ik. 'Komt het door een slechte zithouding misschien? Of door allerlei oprukkend visceraal vet misschien? Komt het door een lui en nutteloos leven van weinig wandelen en nooit fietsen?' Maar nee, het was pech, zei ze. Domme pech. Houding had er niets mee te maken. 'Hoe kom ik er vanaf', vroeg ik weer. 'Ah', zei ze. Er waren 3 vervolgopties. 1. Ik kon wachten, soms droogde het in en dan drukte het uitstulpende weefsel niet langer op de zenuw. 2. Ze kon me verwijzen naar de pijnpoli, maar dat had alleen zin als overbrugging naar punt 3: een operatie. 'Is dat niet heel risicovol', vroeg ik. 'Elke operatie brengt risico's met zich mee', zei ze, en ik vroeg me af in welk jaar geneeskundestudenten het boek met dooddoeners als verplichte kost krijgen voorgeschreven. 'Ik word toch liever aan mijn pink geopereerd dan aan mijn nekwervels', zei ik. En daar was ze het mee eens.

In het briefje van de radioloog had gestaan dat mijn TH5 en TH6 wervels Modic type 2 lieten zien en daar wilde ik het fijne van weten, dus ik had het gegoogeld. Het was een classificatie van degeneratieve verschijnselen, wat anders, en type 2 betekende dat er vetinfiltraties in de wervels te zien waren. 'Ik heb nog één vraag', zei ik daarom, irritante smartass die ik ben. 'Hoe is t in godsnaam mogelijk dat er zelfs vet in mijn wervels dringt?' Bleef niets mij dan bespaard, dacht ik erachteraan. Ze keek me wazig aan. 'Ja, in mijn thoraxwervels nummer 5 en 6', zei ik. Ze tuurde op het scherm. 'Ik zie daar niets over', zei ze. 'Modic type 2', zei ik. 'Oh dat. Nee, dat is iets anders, dat zijn pathologische signalen blabla vanuit de vertebrae, eigenlijk een soort verouderingsparadigma, en nog veel meer  bladiebla geneeskundigepraat bladiebla.... nu keek ik wazig. Type 2 is een vetinfiltratie, ik heb het zelf gelezen, dacht ik, ga heen met je paradigma. 
'Ik kies voor wachten', zei ik, en dat vond ze prima. Ik kon haar altijd bellen, mits het binnen een tijdsbestek van een jaar was, anders moest ik weer een nieuwe verwijzing halen.

Op de wc lag een telefoon. Ik keek om me heen, er was niemand. Er zat een oergezellig hoesje omheen, met foto's van kleinkinderen en allerhande winkelpasjes. Ik gaf 'm aan de receptioniste. 'Daar komt vast iemand voor', zei ik. Met kaarsrechte rug - dat zal ze leren, dacht ik - liep ik door de hal naar de parkeergarage, ik nam zelfs de trap. Modic 2, dacht ik, is een vetinfiltratie in het merg van je wervel en ik heb dat.

Thuis kreeg ik op mijn falie van mijn universitair geschoolde dochter. 
'Denk je nou echt dat jij het beter weet dan een neuroloog?!', foeterde ze. 
'Nee, nee', stotterde ik, 'maar ik denk dat ze het was vergeten en dat ze niet wou toegeven dat ...' 
'Oh, kom op mam, is ze 15 ofzo? Ben jij 15 ofzo?! Wat denk je zelf?!'

Hoe ging het, appte mijn broer. Ik heb een nekhernia, zei ik. Dat hadden 2 collega's van hem ook, zei hij weer, en nu was het over.

Ik zei maar niets over de Modic.